woensdag 19 juni 2013

De gave van herderschap

Evangelisten winnen zielen en brengen nieuwe christenen bij elkaar in (nieuwe) gemeenten. De gave van herderschap die genoemd wordt in Efeziërs 4:11 heeft daar direct mee te maken. Herders nemen na evangelisatie de zorg voor de kudde over. Mensen die deze gave van herderschap hebben, nemen met blijdschap en over langere tijd de verantwoording voor een groep christenen op zich. Het is natuurlijk heel mooi als een predikant deze gave heeft.

Een soort 'taakomschrijving' voor herders vinden wij in 1 Petrus 5:1-4: "Ik doe een beroep op de oudsten onder u. Als uw mede-oudste en als ooggetuige van Christus’ lijden, en omdat ik evenals u zal delen in de luister die binnenkort zal worden geopenbaard, vraag ik u: Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht - niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. Dan zult u wanneer de hoogste Herder verschijnt de krans van de luister ontvangen, die nooit verwelkt."

In de apostel Paulus vinden wij de unieke combinatie van beide gaven. Hij had zeker de gave van evangelisatie, maar zijn zorg voor de gemeente maakt duidelijk dat hij ook de gave van herderschap had. Bij zijn dramatische afscheid van de gemeente in Efeze zei hij: "Wees daarom waakzaam en vergeet niet hoe ik ieder van u drie jaar lang dag en nacht onder tranen steeds weer raad heb gegeven." (Handelingen 20:31). En zijn brieven, in het bijzonder de brieven aan Timoteüs, getuigen van het herdershart van deze apostel.