Paulus schrijft
aan zijn discipel Timotheus (1 Tim 3:1) “Indien iemand staat naar het
opzienersambt (leiding geven), dan begeert hij een voortreffelijke
taak”. Mooi en aardig, maar, als je de voorwaarden voor geestelijk leiderschap,
die wij gisteren op een rijtje hebben gezet, tot je door laat dringen, moet de
vraag zich wel opdringen: wie kan dan nog geestelijk leider zijn?
Het antwoord is
NIEMAND, omdat er geen mens is die aan alle voorwaarden voldoet. Op een, of
meerdere, of vele punten vallen wij allemaal door de mand.
Het is als bij
preken. Als dominees, voorgangers en evangelisten alleen maar zouden mogen
preken over dingen die ze zelf onder de knie hebben, zou het heel stil worden
vanaf de kansel. Maar, als iemand preekt houdt hij zichzelf en de toehoorders
voor wat het Woord van God te zeggen heeft. Dat Woord is in de eerste plaats
van toepassing op de prediker en daarna pas op zijn toehoorders. Hij preekt dus
tegen zichzelf en tegen allen die aanwezig zijn.
Zo hoeven geestelijke
leiders niet volmaakt te zijn. Dat is ook onmogelijk. Paulus legt de lat heel
hoog, maar essentieel voor een leider is dat hij zich wil onderwerpen aan het
Woord van God.
Eigenlijk zou je
de taak van een geestelijk leider kunnen samenvatten in drie punten!
1. Zelf dagelijks
met God leven!
2. De richting
aangeven!
3. De mensen die
hem zijn toevertrouwd liefhebben en opbouwen in het geloof!
Morgen: regels voor de omgang met elkaar!